De donkere kamer van Damokles

Samenvatting van de inhoud:  De hoofdpersoon in het boek is Henri Osewoudt. Hij woont bij zijn ouders in Voorschoten en zijn vader heeft een sigarenwinkel. Op een dag, als Henri uit school komt, ziet hij een groep mensen in de straat staan, bij zijn huis. Al gauw blijkt dat zijn moeder, die krankzinnig is en aan waanbeelden lijdt, zijn vader heeft vermoord. Henri wordt opvangen en verder opgevoed bij zijn tante en oom uit Amsterdam. Zijn tante en oom hebben ook nog een dochter, zijn nicht, Ria, die 7 jaar ouder is dan Henri. Zij laat Henri elke nacht bij haar in bed slapen en al snel raken zij verloofd en getrouwd.Henri gaat naar de hbs. Hij valt daar op door zijn hoge stem en het niet hebben van baardgroei. Om toch te laten zien dat hij niet niets is, gaat hij op judo. Wanneer Henri achttien is trouwt hij met Ria en stopt met de hbs, wat zijn oom geen goed idee lijkt. Henri neemt de sigarenwinkel van zijn vader over en heropent de winkel. Zijn moeder komt uit de kliniek en gaat bij hen in wonen. Verder verhuren zijn nog een kamer aan Moorlag die later theologie gaat studeren.

 

De oorlog breekt uit. Op een avond stopt er een auto met militairen bij zijn winkel. Een luitenant stapt uit. Zijn naam is Dorbeck en hij lijkt sprekend op Osewoudt alleen dan wat mannelijker, dus een zwaardere stem en baardstoppels en hij heeft zwart haar. Hij vraagt of Osewoudt een rolletje foto’s voor hem kan ontwikkelen. Twee dagen daarna komt Dorbeck terug, maar Osewoudt heeft de foto’s niet kunnen ontwikkelen omdat de man die de foto’s voor Osewoudt ontwikkelt niet langsgekomen is. Dorbeck gaat een gesprek aan met Osewoudt en vertelt hierin dat hij twee Duitsers heeft laten doodschieten. Daarom vraagt Dorbeck Osewoudt of hij normale kleren voor hem heeft. Osewoudt heeft nog steeds het uniform van Dorbeck.

 

Een paar dagen later komt Dorbeck terug om de geleende kleren van Osewoudt terug te brengen. Dorbeck vertelt Osewoudt dat hij gezocht wordt en dat hij zijn uniform niet terug hoeft. Daarom begraaft Osewoudt het in de tuin. Als Osewoudt de kleren terug hangt, vindt Osewoudt twee fotorolletjes in de kleren. Hij moet de twee rolletjes ontwikkelen en ze naar de heer E. Jagtman in Amsterdam sturen. Osewoudt probeert de rolletjes dit keer zelf te ontwikkelen maar op een rolletje blijkt niets te staan. Toch stuurt hij de strook met foto’s op. Wanneer Dorbeck weer terug komt geeft hij een pistool aan Osewoudt en vraagt hij Osewoudt om op een bepaalde tijd in Haarlem te zijn. Wanneer de dag is gekomen dat Osewoudt naar Haarlem moet komen, doet hij alsof hij gaat zwemmen. Hij draagt het pistool ingewikkelt in een badhandoek. Als hij op de aangegeven plaats komt, ziet hij Dorbeck al staan met een andere man, genaamd Zewüster. Zewüster en Osewoudt gaan naar Kleine Houtstraat 32 en schieten daar twee mannen dood. Als Osewoudt weg rent om te vluchten ziet hij Dorbeck op straat met iemand vechten. Wanner Osewoudt in de tram op weg naar huis zit, komt hij zijn buurjongen tegen. Die zegt dat hij Osewoudt had zien staan vechten op straat, maar Osewoudt ontkent dit. Thuis ontwikkelt Osewoudt het andere rolletje dat hij van Dorbeck had gekregen. Hierop staan wel foto’s: Een sneeuwpop, drie gemaskerde soldaten in pyjama, een soldaat met ontbloot bovenlijf en een opname van Dorbeck. Omdat zijn moeder de donkere kamer binnen komt mistlukt de foto van Dorbeck die op dat moment in het fixeerbad ligt. Later leest Osewoudt dat de hele familie Jagtman overleden is tijdens een bombardement.

 

Vier jaar later hoort Osewoudt eindelijk weer iets van Dorbeck. Osewoudt moet de ontwikkelde foto’s opsturen naar een postbus in Den Haag. Osewoudt stuurt de foto’s op en gaat met de tram naar Den Haag. Daar ziet hij dat een heilsoldate de foto’s ophaald bij het postkantoor. Hij probeert de heilsoldate te volgen maar hij verliest haar uit het oog. Op die avond wordt hij gebeld door een vrouw genaamd Elly Sprenkelbach Meijer. Zij vraagt Osewoudt naar Voorburg te komen. Osewoudt gaat naar Voorburg en ontmoet Elly Sprenkelback Meijer. Zij heeft een heel slecht vervalst persoonsbewijs en nog echt muntgeld. Verder vertelt hem dat zij rechtstreeks uit Engeland is gekomen en laat hem een foto zien die hij nog geen twee dagen tevoren zelf ontwikkeld heeft! Hij biedt haar onderdak bij zijn oom in Amsterdam. Daar brengen ze de nacht door. Osewoudt belt naar huis toe en vraagt Moorlag om op hem te wachten bij het station. Als hij eenmaal is aangekomen met de trein ziet hij Moorlag die hem vertelt dat de sigarenwinkel is overvallen door Duitsers en dat zij zijn vrouw en moeder hebben opgepakt. Moorlag heeft gelukkig zijn nieuwe Leica fototoestel kunnen redden en heeft die bij zich. Ook heeft hij een envelop bij zich met de foto van de drie gemaskerde mannen en een opdracht om voor volgende week vrijdag een telefoonnummer in Amsterdam te bellen. Moorlag en Osewoudt blijven samen en Moorlag stelt voor Osewoudt een vermomming te geven. Osewoudt doet de bril op van Moorlag en wordt misselijk. Osewoudt gaat dan ergens wat lunchen terwijl Moorlag een hoed voor hem koopt. Ook stelt Moorlag voor naar Leiden te gaan om daar nieuwe persoonsbewijzen te laten maken voor hem en Elly. Eenmaal bij Meinarends aan gekomen  maakt Meinarends een nieuw persoonsbewijs waarop Osewoudt van Druten heet en rechercheur is. Osewoudt wil zijn oom Bart in Amsterdam even bellen, maar de lijn blijkt afgesloten te zijn. Dan belt hij de sicherheitspolizei en vraagt naar zijn moeder en Ria, de Duitse politie zegt dat hij persoonlijk moet langskomen. Moorlag gaat weg naar zijn familie maar Osewoudt blijft bij Meinarends, die hem aanbeveeld zijn haar zwart te verven. Osewoudt gaat naar een kapsalon en laat zijn haar zwart verven door een mooie jodin genaamd Marianne. Osewoudt kijkt op in de spiegel en merkt dat hij niet te onderscheiden is van Dorbeck. Hij zegt dat hij Marianne nog een keer zal komen opzoeken. Hij verlaat de winkel maar loopt toch terug. Hij vraagt Marianne of zij het persoonsbewijs naar Elly kan brengen, die overigens nog steeds bij oom Bart was. Osewoudt duikt onder bij een zekere Labare, waar hij leert foto’s te ontwikkelen. Ondertussen is Marianne bij oom Bart aangekomen maar die vertelt haar dat Elly al weg is. Marianne neemt het persoonsbewijs mee terug en ’s avonds delen Osewoudt en Marianne het bed. Marianne vertelt dat zij een ondergedoken jodin is.

 

De volgende dag is vrijdag, de dag dat Osewoudt om vijf uur een telefoonnummer moest bellen. Hij gaat naar Amsterdam om Dorbeck te bellen, maar eerst gaat hij langs zijn oom Bart. Oom Bart en Osewoudt krijgen ruzie en Osewoudt gaat weg, hij gaat langs de universiteitsbibliotheek om de tijd tot vijf uur te doden. Daar ziet hij Zewüster weer, maar Zewüster negeert hem. Osewoudt is bang dat Zewüster hem wil verraden. Dan is het eindelijk vijf uur en Osewoudt belt naar het opgegeven nummer. Hij krijgt Dorbeck aan de lijn die hem vertelt een treinkaartje te kopen naar Wageningen, en onderweg uit te stappen op Amersfoort. Daar moet hij dan in de wachtkamer een vrouw in uniform van de Nationale Jeugdstorm ontmoeten. Hij moet dan ook een nijptang meenemen. Osewoudt vraagt ook wat er met Elly is gebeurd, Dorbeck vertelt hem dat Elly is verraden door De Vos Clootwijk en Dorbeck hangt meteen op. Osewoudt gaat naar De Vos Clootwijk en vraagt hem over Elly, Osewoudt doet zich voor als rechercheur.

 

Dan neemt gaat hij op woensdag met de trein richting Amersfoort daar koopt hij een kaartje voor naar Wageningen. In de wachtkamer op het station staat een mooie dame in Nationale Jeugdstorm uniform, maar dit is niet de contactpersoon van Osewoudt. Zijn contactpersoon komt later, zij vertelt niet haar naam aan hem. Zij nemen samen de trein en de nepjeugdleidster zegt dat zij niet naar Wageningen gaan maar naar Lunteren. Daar gaan zij een zogeheten meneer Lagendaal likwideren. Op de weg naar Lagendaal toe, merken de nepjeugdleidster en Osewoudt op dat de echte jeugdleidster voor hen loopt. Osewoudt versnelt zijn pas en vermoord haar. Dan gaat de nepjeugdleidster naar het huis van Lagendaal, waar zij het kind ophaalt. Lagendaal loopt een stuk met de jeugdleidster mee, en Osewoudt sluipt het huis binnen. Binnen in het huis vermoordt hij de vrouw van Lagendaal, en later als Lagendaal zelf binnen komt, vermoordt hij hem ook. Daarna nemen Osewoudt en de nepjeugdleidster de trein, maar in de trein wordt er op persoonsbewijs gecontroleerd. Het bewijs van de nepjeugdleidster blijkt vals te zijn en ze wordt opgepakt. Osewoudt besluit verder door te reizen naar Amsterdam om daar het kind bij zijn oom te laten logeren. Maar op centraal station Amsterdam wordt Osewoudt zijn naam omgeroepen hij gaat naar oom Bart toe maar op straat wordt hem verteld dat zijn oom opgehaald is door de Duitsers. Osewoudt besluit het kind achter te laten. Hij gaat naar Marianne, en samen gaan ze naar de bioscoop, waar tot grote schrik zijn portret wordt geprojecteerd, hij wordt gezocht voor een straatroof. Osewoudt verlaat de bioscoop en geeft bij vertrek het pistool aan Marianne. Als hij de bioscoop wil verlaten wordt hij tegengehouden door de portier, die hem aan de Duitsers overleverd. Bij de Duitsers wordt hij verhoord en in elkaar geslagen door Wülfing, maar een andere Duitse agent, Ebernuss, stuurt Osewoudt het ziekenhuis in, waar hij diezelfde avond nog wordt bevrijd door onbekende mannen. De onbekende bevrijders gooien hem er ergens uit en Osewoudt besluit naar Labare te gaan, waar Marianne ook zit. Die avond verteld Osewoudt Marianne dat hij zichzelf een mislukt exemplaar vindt van Dorbeck, door zijn hoge stem en het niet hebben van baardgroei. Die nacht doen de Duitsers in inval bij Labare en zij willen Osewoudt oppakken, maar hij ontsnapt en rent weg. Hij belt bij vreemde mensen aan die hem niet willen verbergen, en het is al te laat de Duitsers zijn hem gevolgd en pakken hem toch op. Osewoudt komt wéér bij Ebernuss terecht. Hij vertelt Osewoudt dat zijn moeder dood is, en dat Marianne zwanger is. Ebernuss wil wel een deal sluiten met Osewoudt, als Osewoudt hem in contact brengt met het verzet, zal Ebernuss Marianne vrij laten. Ebernuss laat Osewoudt zelf denken. Osewoudt denkt na, want als hij het verzet verlinkt, verlinkt hij ook Dorbeck..

 

Vier maanden later gaan Ebernuss en Osewoudt naar het huis waar het verzet samen komt. Daar is ook Moorlag. In het keukentje van het huis komt Osewoudt Dorbeck weer tegen. Dorbeck geeft Osewoudt nu de opdracht om Ebernuss te vergiftigen. Osewoudt maakt nog een foto van het gehele gezelschap en vergiftigt Ebernuss. Dorbeck brengt Osewoudt naar een ander onderduikadres waar hij een verplegersuniform aan moet doen van Dorbeck. In het huis maakt Osewoudt ook nog een foto van hem en Dorbeck in de spiegel.  Ook vertelt Dorbeck dat Ria en zijn ouder buurjongen Evert, die NSB’er is, hem hebben verraden. Dorbeck vertrekt en zegt dat hij ’s avonds Osewoudt komt ophalen, maar hij komt niet. De volgende ochtend heeft Dorbeck een briefje achter gelaten waarop staat dat Marianne aan het bevallen is in de Emmaklinkiek. Osewoudt gaat naar de kliniek waar hij zijn doodgeboren kind te zien krijgt. Hij besluit Marianne niet te bezoeken en gaat meteen weg. Op weg uit het ziekenhuis rijdt en volgt een Duitse auto hem. De Duitse soldaat geeft hem een lift naar Voorschoten waar hij zijn vrouw Ria vermoord. De Duitser en Osewoudt rijden verder totdat de soldaat hem begint te betasten, Osewoudt vermoordt hem en hij kan verder rijden met een dokter. Zij rijden naar het bevrijde Breda waar de koningin langs komt. Osewoudt meldt zich bij de kazerne om zich voor militaire dienst op te geven. Maar in plaats van dat hij werd aangenomen, werd hij meteen gevangen genomen op verdenking van landverraad. Hij wordt overgeplaatst naar Engeland, waar hij verhoord wordt over Elly. Hij wordt weer terug gebracht naar Nederland en in een kamp in Achste Exloërmond voor landverraders gestopt. Daar wordt hij verhoord over de foto’s, die hij ontwikkeld had. Deze foto’s werden namelijk gebruikt door de Duitsers als middel om in verzetsgroepen te komen. Selderhorst, de man die Osewoudt verhoord, denkt dat Osewoudt Elly en Labare heeft verraden, maar Osewoudt heeft geen bewijzen hier tegen. En ook geen bewijs om het bestaan van Dorbeck te bewijzen. Het enige bewijs dat hij heeft is het uniform van Dorbeck wat in zijn tuin begraven ligt. Ze gaan dit opgraven maar er blijkt niets meer van over te zijn. Ook wordt oom Bart nog bezocht voor bewijzen, maar de man kan nauwelijks meer praten omdat de Duitsers zijn tong eraf hebben gehakt. Als laatste komt er nog een tandarts die doormiddel van het onderzoeken van de tanden van een lijk het bestaan van Dorbeck wil bewijzen. Op het laatst komt er nog een psychiater van zijn moeder binnen die hem vertelt dat hij misschien onder hetzelfde lijdt, waaraan zijn moeder heeft geleden, waanbeelden. Osewoudt ontkent dit geheel, en gelukkig wordt zijn verloren Leica weer gevonden. Hierop stond waarschijnlijk nog de foto waarop hij met Dorbeck afgebeeld staat. Helaas mislukken de foto’s bij het ontwikkelen. Hij neemt de hele strook foto’s mee in zijn hand en rent het gebouw uit, roepend om Dorbeck. Buiten wordt hij doodgeschoten.

Bron:     Nelleke Kemps

               Biblion Uitgeverij  

Structuurelementen

 

Tijd: Het boek speelt zich af in de gehele Tweede Wereldoorlog. Het begint in 1932, de jeugd van de hoofdpersoon, en het eindigt in 1945. Totaal neemt het verhaal dus zo’n 13 jaar in beslag. Verder is het boek chronologisch geschreven en bevat het, buiten de verhoren om, niet heel veel terugblikken of –verwijzingen. Het verhaal is niet continu geschreven, omdat er redelijk veel gebruikt wordt gemaakt van tijdsprongen. (“Een week lang dacht hij bijna voortdurend aan Dorbeck en hij hoopte dat hij iets van hem zou horen.”P.45)

 

Plaats: Het boek speelt zich voornamelijk in Nederland af, in Voorschoten, Den Haag en Leiden. Maar het verhaal komt ook langs in Haarlem, Breda en Manchester, Engeland.

 

De ruimte speelt een belangrijke rol in verhouding tot de gevoelens en de gedachtes van de hoofdpersoon. Zo wordt er in bijna elke passage waarin de hoofdpersoon in een gevangenis zit duidelijk uitgelegd hoe het er van binnen uitzag, meestal was het dan donker, klein, vies en gaf het een gevoel van isolement en het gevoel van alleen zijn. (“De gevangenis was overvol, de meeste gevangenen zaten met hun vijven of zessenin een ruimte waar er hoogstens twee in konden, maar hij werd alleen gelaten, hij kreeg geen gezelschap.”P.249) en (“Een kleine kantoorkamer met tralies voor de ramen..”P. 242) geven goed aan hoe de ruimte beschreven werd waardoor hij zich gevangen en alleen voelde.

 

(“Dit lokaal was oorspronkelijk de afdeling geweest waar de flessen werden gespoeld. Kranen voor warm en koud water waren op de vreemdste plaatsen in groten getale aanwezig en daarom dan ook had men hier de zieken ondergebracht. Er zater niet alleen kranen in de muren, maar er waren buizen die in de lengte midden door de ruimte liepen en ook aan die buizen zaten kranen; sommige kranen lekten, uit andere ontweek voortdurend stoom...Hij voelde zijn vochtige beddegoed, hij snoof de machineoliestank op die de stoom verspreidde, hij keek recht omhoog naar het dank van troebel pantserglas en dacht: ‘Hier word ik nooit beter.’”P.387/388) Dit stuk geeft goed aan hoe de gevoelens en de gezondheid van de hoofdpersoon in verband staan met de ruimte. Hij is ziek en ligt in een oude melkfabriek waar het zo vies is dat hij denkt nooit meer beter te worden.  

 

Personen:       Osewoudt: Hij is de hoofdpersoon van het boek. Osewoudt heeft een beroerde jeugd gehad, hij had een hoge stem, was klein van stuk, had geen baardgroei en had wit zijdeachtig haar. Hierdoor heeft hij totaal geen positief zelfbeeld, hij trouwt ook met zijn lelijke nicht Ria. Later in het boek ontmoet hij Dorbeck, de volmaakte versie van zichzelf(“Zij zegt dat zij houdt van mij, maar zij bedoelt Dorbeck, want Dorbeck is het geslaagde exemplaar van mij, ik ben het misbaksel.”P. 218) Osewoudt raakt als het ware verliefd op Dorbeck, hij doet alles wat hij zegt. Osewoudt denkt door alles te doen voor Dorbeck, dat hij zelf er ook beter van wordt en dat hij een nieuwe identiteit krijgt als het ware. (“Hij zag zichzelf al staan, met een ridderorde in zijn knoopsgat...”) Verder lijkt Osewoudt ook een beetje te lijden onder het Oedipuscomplex, dit zie je omdat hem het feit dat zijn moeder zijn vader vermoord heeft niets verbaasde, hij wilde het tevens zelf ook wel doen. En omdat hij zijn moeder veel belangrijker vindt dan zijn eigen vrouw.

 

               Dorbeck: Hij is een Nederlandse luitenant, die tijdens de bezetting toch in het verzet gaat. Hij is de opdrachtgever van Osewoudt, en tevens zijn volmaakt voorbeeld. Dorbeck heeft namelijk wel baardgroei en een zware stem. Tijdens de oorlog verricht Osewoudt allerlei dingen voor Dorbeck maar als op het laatst Osewoudt, die dan bijna een tweelingbroer van Dorbeck is, opgepakt wordt, is Dorbeck nergens te bekennen en men begint aan zijn bestaan te twijfelen.

 

               Ria:Zij is de volle nicht van Osewoudt, maar ook zijn vrouw. Zij is 7 jaar ouder en niet al te aantrekkelijk vindt Osewoudt, haar haar heeft de kleur van pakpapier, en zij heeft een te lange, spitse onderkaak met veel te lange tanden, die lijken op lucifers. Zij gaat later met de buurjongen van Osewoudt, die NSB’er is, en samen verraden zij Osewoudt. Osewoudt vermoordt haar later toch.

 

                Moeder van Osewoudt:Dit is dus de moeder van Osewoudt, die haar eigen mag heeft vermoordt. Zij lijdt aan waanbeelden en –ideeën, en is krankzinnig verklaard door de psychiater.

 

               Marianne Zettenbaum:Zij is een jodin, zij is intelligent en mooi, en zij was ook bekend onder de naam Marianne Sondaar. Zij heeft blond haar en een mooie glimlach. Zij raakt verliefd op Osewoudt en Osewoudt ook op haar. Zij is het die Osewoudt’s haar verft, en zo leren ze elkaar kennen. Later raakt zij zwanger van Osewoudt.

 

               Oom Bart Nauta: Hij is samen met zijn vrouw, die vroeg in het boek overlijdt, de voogdij van Osewoudt, wanneer zijn moeder naar een kliniek moet en zijn vader vermoord is door zijn moeder. Hij was vroeger communist en is het nooit eens geweest met het huwelijk van Osewoudt en Ria, zij dochter. Later wordt zijn tong afgehakt door de Duitsers.

 

               Labare: Is een man met holle wangen, die een onderduikadres heeft voor mensen in het verzet. Hij leert Osewoudt foto’s ontwikkelen, en wordt later opgepakt en vermoord.

 

            Meinarends:  Dit is een kleine man met blond haar die voor Osewoudt en Elly nieuwe persoonsbewijzen maakte.

 

               Elly Berkelbach Sprenkel: Zij is een 18 jarige, jonge vrouw met lang sluik haar en een witte regenjas. Ze heeft een bol bleek gezicht met een kleine rode mond. Ze is een Engelse agente.

               Ebernuss: Een Obersturmführer, die altijd naar viooltjes ruikt. Hij heeft een wit, vet gezicht, met een glad geschoren kin en zwart haar. Op het eind van de oorlog wil hij nog overlopen naar de geallieerden.En hij wil vrienden worden met Osewoudt, omdat zij beide niemand meer hadden na de oorlog. Hij deed mij een beetje denken dat hij homosexueel was.

Perspectief:  Het verhaal is geschreven in een enkelvoudig personaal perspectief. Je volgt iemand genaamd, Henri Osewoudt. Je ziet het gehele verhaal door zijn ogen en krijgt alleen zijn gevoelens en gedachte te horen.  

Verhaalconventie: Het verhaal is volkomen realistisch, het is gebaseerd op de tweede wereldoorlog. Het gaat dus over ene Osewoudt die meent dat hij een verzetsheld is nadat hij opdrachten heeft gedaan voor ene Dorbeck. Aan het eind van de oorlog wordt hij toch gearresteerd als landverrader en hij wordt verdacht van dingen die Dorbeck heeft gedaan(ze lijken op elkaar), en de gene die hij dan als bewijsstuk nodig heeft is plots verdwenen, Dorbeck. Ook alle mensen die het bestaan van Dorbeck zouden kunnen hebben bewezen zijn dood of vermoord. Dit komt een beetje over alsof het nooit allemaal echt zou gebeurd kunnen zijn. Maar voor de lezer komt er toch wel echt naar voren dat Dorbeck echt bestaan heeft.

Stijl: De stijl of de manier van schrijven van deze schrijver, Willem Frederik Hermans, staat mij zeer aan. Hij maakt niet al te grote en lange zinnen. En hij maakt zeer veel gebruik van beschrijving, hierdoor ga je je echt in het boek inleven en wordt het verhaal alleen maar spannender. Verder maakt hij ook wel gebruik van beeldspraak zoals: (“Als enorme hommels dwarrelden de twee motorrijders om hen heen.”P.343) Ook maakte hij in dit boek veel gebruik van bijvoegelijke naamwoorden om dingen soms helemaal belachelijk te maken, of om ze soms juist de hemel in te prijzen.  

Bedoeling

 

Verklaring van de titel: De titel: ‘De donkere kamer van damokles’ is afgeleid van de uitspraak: “Het zwaard van Damokles” dit is een oude spreuk om een voortdurende dreiging aan te duiden. Bij dit boek was het zwaard, de dreiging, meer de foto van Dorbeck en Osewoudt samen in de spiegel, die zijn onschuld had moeten bewijzen. De donkere kamer slaat op de donkere kamer die iemand nodig heeft als hij/zij een foto wil laten ontwikkelen. Maar ook slaat de donkere kamer op de kleine donkere en vieze ruimtes waarin Osewoudt gevangen wordt gehouden. Ook slaat donker op de kleur zwart, zwart is ten slotte de donkerste kleur. Deze kleur heeft erg veel met het verhaal te maken.(zie motieven/leidmotieven.)  

 

Verklaring van het motto: “Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als hij er niet is.

               Men zou kunnen willen zeggen: ‘Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek.’

               - Dan moet hij er ook zijn, als ik hem niet vind, en ook als hij helemaal niet bestaat.”

 

                                                                                                                      Ludwig Wittgenstein

 

Dit motto/naschrift, slaat terug op Dorbeck. Hij was er als Osewoudt hem meestal niet nodig had, en hij was er dan meer om Osewoudt een opdracht te geven. Maar op het eind van het boek, wanneer Osewoudt Dorbeck het hardst nodig heeft, is Dorbeck als het ware verdwenen, en iedereen die zijn bestaan zou kunnen hebben bewezen was dood of vermoord.  

 

Motieven: Motieven uit dit boek zijn: Donkere ruimtes, Identiteitscrisis, het verzet, vrouwelijkheid van hoofdpersoon(geen baard en hoge stem), en een dubbelgangermotief. Dit zijn dingen die vaak in het boek een herhaald werden en een belangrijke rol speelden. Zo vond bijvoorbeeld Marianne Osewoudt leuk juist door zijn vrouwelijkheid en dat was ook het enige verschil tussen hem en Dorbeck. Hier zijn we al weer aangekomen bij het dubbelgangermotief, iedereen ziet Osewoudt aan voor de daden van Dorbeck.  

 

Leidmotief: Leidmotieven zijn: de kleur zwart, Osewoudt’s Leica en foto’s. Dit zijn leidmotieven omdat het hele boek eigenlijk gaat over de kleur zwart en foto’s. De foto’s zijn de bewijsstukken voor de onschuld van Osewoudt, helaas mislukt juist die ene foto die zijn onschuld aantoont tijdens het ontwikkelen. En de foto’s zijn genomen met de Leica van Osewoudt. Op het laatst wordt het toestel terugevonden maar helaas mislukken de foto’s dus. De kleur zwart is zeer belangrijk omdat dat de kleur haar is die Dorbeck van Osewoudt onderscheidt, en zodra Osewoudt zij haar had geverfd zag iedereen het verschil niet meer, en was dat eigenlijk het gene waarom hij opgepakt werd. Als hij zijn haar niet had geverfd hadden mensen hem ook niet aangezien voor Dorbeck en was hij misschien wel onschuldig gebleven. Ook is de kleur zwart een leidmotief dat staat voor de kamer waarin je foto’s ontwikkeld, dat moet een donkere, zwarte kamer zijn, waar totaal geen licht is.  

 

Thema:Het thema van dit boek is: Oorlog, verraad, schuld en onschuld, want daar draait eigenlijk het hele boek om.  

 

De idee: Het weergeven van de machteloosheid van een mens in een moeilijke situatie. In dit boek komt de machteloosheid omdat Osewoudt niemand meer heeft die voor hem kan getuigen dat Dorbeck bestaan heeft, Osewoudt moet dus in zijn eentje tegen Nederlandse instanties en Duitse instanties het bestaan van Dorbeck bewijzen. Het is dus eigenlijk een soort van 1 tegen 2. Osewoudt staat machteloos tegenover de Duitsers en Nederlandse instanties.  

 

Schrijver

De schrijver van het boek ‘de donkere kamer van Damokles’ is Willem Frederik Hermans. W. F. Hermans is geboren in Amsterdam. Zijn vader was onderwijzer en zijn moeder was dit totdat zij ging trouwen. W. F. Hermans heeft een zeer eenzame jeugd gehad, hij was nooit gelukkig. Dit kwam meder door zijn bemoeizuchtige oma, die tegenover hen woonde(zie boek: De tranen der acacia’s.), maar ook door de zuinigheid van zijn ouders, W. F. Hermans mocht niet veel in vergelijking tot andere kinderen, dit kwam waarschijnlijk door de crisisjarren. Ook was zijn jeugd niet echt prettig omdat hij een slechte band had met zijn drie jaar oudere, en intelligente zus. Zij werd voor getrokken en als voorbeeld aan Hermans gesteld. Zijn zus pleegde zelfmoord toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, zij was toen 25. (zie boeken: Ik heb altijd gelijk, fotobiografie.) De slechte jeugd van Hermans was niet helemaal voor niets, er wordt namelijk wel eens gezegd: “An unhappy childhood is a writer’s goldmine!” Zijn slechte jeugd is dus een deel van zijn succes en inspiratie geweest voor een paar van zijn boeken.

 

Na op zijn middelbare school zijn eindexamen te hebben gehaald is Hermans in 1940 sociologie gaan studeren maar na een jaar schakelde hij al over op fysische geografie, waarin hij in 1950 afstudeerde, en in 1955 in promoveerde.(zie boek: Nooit meer slapen.) In 1958 werd Hermans professor in de fysische geografie, en ging les geven aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij stopte daarmee in 1973, nadat hij beschuldigd werd van gebrek aan activiteit. Na de beschuldiging is hij boos naar Parijs vertrokken. Hoewel Hermans toch gelijk kreeg over zijn activiteit wilde hij niet meer terug komen, want hij stelde: “Dat mensen de beschuldiging onthouden, maar de vrijspraak vergeten.”(zie boeken: Onder professoren, Uit talloos veel miljoenen.)

 

Hermans begon met schrijven(als we de schetjes, gedichtjes en andere stukken niet meerekenen die Hermans als hoofdredacteur voor zijn schoolblad, Suum Cuique, schreef) vlak voor de Tweede Wereldoorlog.  Zijn debuut was een verhaal uit 1940, De uitvinder of En toch was de machine goed. De gedichten die hij tijdens en vlak voor de oorlog schreef waren vooral gedichten en romans, die pas na de oorlog geplubliceerd zijn.

Hermans heeft ook nog voor veel tijdschriften gewerkt. Hij werkte daar dan als criticus of essayist, met die functies is hij ook bekend geworden. Maar hij werd het meest berucht door zijn stuk in “Mandarijnen op zwavelzuur.”hierin had hij fel kritiek op veel bekende schrijvers van deze eeuw. Hij deed dit omdat hij het niveau van de literatuur echt bedroevend laag vond worden. Veel van zijn stukken die hij voor tijdschriften heeft geschreven zijn in bundels verzameld.

 

Hermans is ook een paar keer in een proces verwikkeld geraakt. In 1952 bijvoorbeeld, toen had hij een stuk anti-katholiek stuk geschreven in zijn boek: “Ik heb altijd gelijk.” Hij werd wel vrijgesproken omdat de rechter vond dat Hermans niet verantwoordelijk was voor de uitspraken van zijn, fictieve, hoofdpersoon. Dit proces is erg belangrijk geweest voor de literatuur van nu, schrijvers mogen namelijk kritiek uiten op religies via personages.

 

Ook heeft Hermans een maal een literaire prijs geweigerd, de P.C. Hooft-prijs. Deze nam hij niet aan omdat er een typfout was gemaakt in het gewonne bedrag. De prijs was eerst 18.000 gulden maar het was 8000 gulden. Hij vond dit zo belachelijk dat hij de prijs niet aan nam.

 

Hier nog wat belangrijke data: In 1988 deed een gestoorde een poging om Hermans en zijn vrouw te vermoorden, maar dit mislukte omdat Hermans en zijn vrouw zich slim verdedigden met keukengerei tegen de aanvaller met een bijl. In 1992 verhuisde Hermans naar Brussel. In 1993 schreef hij het boekenweekgeschenk en tot slot overleed Hermans in 1995 aan de gevolgen van longkanker.

Bron:     Nelleke Kemps

               Biblion Uitgeverij   

Bibliografie:   1948 – Moedwil en misverstand (novelle)

                              1949 – De tranen der acacia’s (roman)

                              1951 – Ik heb altijd gelijk (roman)

                              1953 – Paranoia (verhalen)

                              1956 – De God Denkbaar,(Denkbaar de God) (roman)

                              1957 – Drie melodrama’s (roman,novelle)

                              1957 – Een landingspoging op New Foundland (novelle)

                              1958 – De donkere kamer van Damokles (roman)

                              1966 – Nooit meer slapen (roman)

                              1967 – Een wonderkind of een total loss (verhalen)

                              1971 – Herinneringen van een engelbewaarder (roman)

                              1973 – Het evangelie van O. Dapper Dapper (roman)

                              1975 – Onder professoren (roman)

                              1980 – Filip’s sonatine (novelle)

                              1981 – Uit talloos veel miljoenen (roman)

                              1982 – Geijerstein’s dynamiek (novelle)

                              1984 – De zegelring (novelle)

                              1987 – Een heilige van de horlogerie (roman)

                              1989 – Au pair (roman)

                              1991 – De laatste roker (autobiografisch, verhalen)

                              1993 – In de mist van het schimmelijke(boekenweekgeschenk, novelle)

                              1995 – Ruisend Gruis (roman)

 

Verder heeft Hermans nog enkele gedichtenbundels geschreven, waaronder Overgebleven gedichten(1968) en veel essays, brieven, reisverslagen enzovoorts.  

 

Gewonnen prijzen:   -Twee keer 1e prijs voor welsprekendheid in het FAMOS-toernooi voor scholieren.

-Essayprijs van de stad Amsterdam 1949 voor 'Fenomenologie van de pin-up girl'

-Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945, 1957 voor zijn verdiensten op het gebied van het korte verhaal. (geweigerd)

-Vijverberg-prijs 1966 voor 'Nooit meer slapen'. Hermans bestemde het geld voor de actie 'Eten voor India'.

-W.F. Hermans heeft veel literaire prijzen, waaronder de P.C. Hooft-prijs (1971) geweigerd. De P.C. Hooft-prijs weigerde hij, omdat in een eerste brief van het ministerie (22-12-1972) gemeld werd dat de geldprijs 18.000 gulden bedroeg, maar men in een excuusbrief (11-01-1973) schreef dat dat een tikfout was. Het bedrag was 8.000 gulden. Vervolgens meldde Hermans minister P.J. Engels dat 'hij niet bekroond wenste te worden door een minister wiens handtekening van de ene op de andere dag 10.000 gulden in waarde daalt'.

-Wel aanvaardde hij de Prijs der Nederlandse Letteren 1977 voor zijn gehele oeuvre. (De toespraak die Hermans hield op 04-11-1977 bij de aanvaarding van deze prijs staat in: 'Houten leeuwen en leeuwen van goud, blz. 114-118)

-'De heilige van de horlogerie' werd genomineer voor de AKO'literatuurprijs.

-Tijdens de Avond van het boek op 11 maart 2007 werd de top-tien van beste Nederlandstalige boeken aller tijden bekendgemaakt.'De donkere kamer van Damokles' stond op de vijfde en 'Nooit meer slapen' op de zesde plaats. Er was een internetstemming aan voorafgegaan waaraan meer dan 15000 mensen meededen.  “ (Sla, P te)

Beoordeling: Ik vind de meeste dingen van de tweede wereldoorlog wel leuk, en ook dit boek vond ik wel interessant. Ik kon het echter niet echt plaatsen in mijn eigen belevingswereld, omdat ik nog nooit een oorlog heb meegemaakt. Vandaar dat ik ook niet echt anders over bepaalde dingen ben gaan denken. Ik vond dat het boek voldoende diepgang had, want ze gingen best diep in op wat Osewoudt van dingen vond enzo. Er zijn geen dingen die ik weggelaten zou hebben, want op deze manier vond ik het een goed doorlopend verhaal. Het boek gaat over Osewoudt. Hij is getrouwd met zijn nicht, maar hij is niet gelukkig. Dan komt Dorbeck aan het begin van de oorlog. Osewoudt moest een aantal dingen voor hem doen, en daarna hoorde hij nooit meer van hem. Aan het eind van de oorlog moet hij nog wat dingen doen. Dan wordt hij gevangengenomen door de Duitsers. Door mazzel ontsnapte hij, maar toen werd hij gevangengenomen door de Nederlanders uit het bevrijde gebied. Ze denken dat hij een landverrader was. Hij probeert nog te bewijzen dat dat niet zo is, maar alles getuigt tegen hem. Als hij wegrent van zijn eigen gedachten, word hij neergeschoten. Ik vind dat er genoeg gebeurde, en dat het einde erg goed geschreven is. Er zit een goed onverwacht einde aan het boek. Ook de relaties tussen de mensen zijn goed beschreven. Zo is Osewoudt verliefd geweest, maar hij haatte ook bepaalde mensen. Net als in het echt. Het boek was gemakkelijk te lezen. Ik denk dat dit komt omdat er niet heel erg moeilijk taalgebruik in voor kwam. Ook vond ik het erg sterk dat er niet echt momenten in het boek zaten die saai waren, en dat gesprekken ook gewoon een op een werden verteld, met streepjes voor wie wat gezegd heeft.

 

 

Door Stijn Mijnster