Bint

Jasper Hemmes
V6
Boekopdracht 11


Bint

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Beschrijving
Schrijver                          Ferdinand Bordewijk
Titel                                Bint   
Druk                                29e druk
Uitgever                          Nijgh en van Ditmar
Jaar                                 1995
Plaats                              Amsterdam
Jaar van eerste druk          1949
Aantal pagina’s                 78
Motto                              Aan mijn rector en zijn staf.
Indeling                           Ingedeeld in hoofdstukken met titels.
Samenvatting
(bron: http://www.scholieren.com/boekverslagen/3225)
Als er op een school een leraar is weggepest, wordt er een tijdelijke vervanger aangesteld. Dit is De Bree. Als hij door de rector/directeur van deze school, Bint, naar klas 4D wordt gebracht wordt hem uitgelegd dat dat de ergste klas van allemaal is en dat Bint extreme tucht eist. De Bree komt binnen en begint zijn psychologische oorlogsvoering met het zeggen dat er oorlog heerst tussen de klas, die hij vanaf dat moment 'de hel' noemt, en De Bree. Eerst probeert de klas hem nog in de maling te nemen door allemaal op andere plaatsen te gaan zitten, maar De Bree heeft ze al meteen door, dus dat lukt hen helaas niet. Hoewel hij veel mensen moet laten nakomen, krijgt hij ze wel onder de duim. 
Zijn andere klassen, de grauwe, de bruine en de bloemen zijn allemaal niet zo interessant als de hel. 
Er is een rapportvergadering en alleen het eerste cijfer telt voor Bint. Er wordt een cijfer gegeven voor de algemene indruk. In één van De Bree's klassen, de grauwe klas, zit een jongen, Van Beek, die zichzelf dreigt te doden als hij een onvoldoende op zijn rapport komt te staan. Bint maakt hen allen duidelijk dat het hem allemaal niets kan schelen. Ook het geval Fléau wordt besproken. Bint wil hem van school hebben, omdat hij al te lang onrust stookt. Tijdens de kerstvakantie pleegt Van Beek inderdaad zelfmoord, waarna Fléau, uit de bloemenklas, een oproer organiseert. Bint heeft echter van tevoren een strategie en laat de hel, die zich bij de school aansluit, het uitvechten met de andere leerlingen. Daarna gaan de lessen door alsof er helemaal niks is gebeurd en of de oproer helemaal niet gebeurd is. Bint is zelfs trots op 'de mannen'. Na onderzoek blijkt dat de conciërge een namenlijst aan Fléau heeft doorgegeven, zodat hij tijdens de vakantie leerlingen kon bezoeken en opstoken. De conciërge wordt hierna ontslagen en Fléau keert hierna niet meer terug naar school. 
De tijd breekt aan dat er uitstapjes gemaakt worden. Met zulke uitstapjes wordt de hel altijd in tweeën gesplitst. Remigius krijgt de ene helft en Nox de andere helft. Er is geen klas meer over voor De Bree. Gelukkig voor hem krijgt Remigius twee dagen voor de uitstapjes een kind en krijgt De Bree de ene helft van de hel. De bree vindt dit heel prachtig om te doen, maar laat zijn blijdschap niet aan de anderen zien. Op een gegeven moment moeten ze een kortere weg nemen, omdat één van de leerlingen een langere weg toch niet aankan. Twee leerlingen nemen stiekem toch de langere weg. 
Een tijd later komt de conciërge bij De Bree bedelen om geld, maar De Bree stuurt hem weg. Aangezien hij slechts een jaar wil blijven is de tijd van afscheid gekomen. De Bree gaat de school verlaten, maar Bint vraagt hem of hij nog niet langer wil blijven. De Bree wijst dit eerst af, maar thuis schrijft hij Bint een briefje waarin hij zegt dat hij de baan toch accepteert. Op de eerste dag van het nieuwe schooljaar hoort De Bree dat Bint zijn ontslag heeft genomen. De Bree hoort van de plaatsvervangende directeur dat het ging om de dood van Van Beek. Als De Bree probeert Bint te bezoeken, wordt hem verteld dat Bint niet te spreken is en De Bree vertrekt. De Bree dat jaar vervolgens verder met 5c, de hel. De klas is nog niks veranderd 

Structuurelementen

Tijd

Het verhaal speelt zich af rond 1934. De vertelde tijd is ongeveer een schooljaar. Het verhaal begint in november, en eindigt in september in het volgende jaar. Het verhaal is chronologisch verteld en er wordt aan de periode tot en met de opstand na de kerstvakantie het meeste aandacht besteed. Ook zijn er geen terugblikken, en is het verhaal continu verteld

 

Plaats
De meeste gebeurtenissen spelen zich af in de school van Bint. Het is een gemeentelijke hbs of een vijfjarige handelsschool. Opvallend veel aandacht besteedt Bordewijk aan de beschrijving van het schoolgebouw en van het klaslokaal ‘de hel’, dat een onheilspellende sfeer oproept. Het is dan ook ooit een kelder geweest. Ook is de school leeg en uitgestorven er zijn veel leerlingen naar andere scholen gegaan wegens het systeem, er zijn veel lokalen leeg.

Personen

 

De Bree

De Bree is de hoofdpersoon van het boek. Hij gaat voor een jaar de klassen les geven. Hij heeft een kil karakter en toont vrijwel geen emotie, dat blijkt op zijn reactie van de dood van een leerling op school. Hij weet de leerlingen wel aan te pakken, hij geeft zeer streng les en laat vaak leerlingen nakomen. Hij kijkt tegen Bint op, hij ziet hem als een zeer goede leraar. Hij heeft geen vrouw en kinderen. Ook beschrijft hij de klassen als één ding, niet individuen apart.

Bint
Bint is de directeur van de school. Hij heeft vijf jaar geleden een nieuw systeem op school in werking laten gaan, een systeem van tucht. Hij zegt heel weinig, hij praat alleen als het nodig is. Eerst houdt hij zich zeer koel over de zelfmoord van een leerling op school, het systeem zou erop vooruit gaan, het zou gereinigd worden, later bleek toch dat het meer indruk op hem heeft gemaakt als hij liet blijken hij verlaat de school. Volgens De Bree kon hij zijn eigen systeem niet aan.

 

Van Beek
Dit is een leerling van van Bree. Deze leerling pleegt zelfmoord. En zorgt voor een “revolutie” op de school.

 

Perspectief
In Bint is er spraken van het personaal perspectief en het auctoriaal perspectief.

 

Verhaalconventie
Het verhaal is een realistisch verhaal, het zou echt gebeurt kunnen zijn.

 

Stijl

In het boek worden veel korte zinnen, en zinnen met afwijkende woordvolgorde gebruikt. Ook worden er veel samentrekkingen gebruikt, wordt er veelvuldig gebruik  gemaakt van verouderde woorden, of juist zeer moderne en niet bestaande woorden. Ook wordt er gebruik gemaakt van beeldspraak. De stijl is koel, nuchter, zakelijk en hard. De korte, bondige zinnen en de reportage-achtige stijl lijken te wijzen op invloeden van de stijl Nieuwe Zakelijkheid. Maar dit is niet helemaal terecht, Bordewijks stijl is vooral barok, grillig en soms zelfs dichterlijk romantisch.

Bedoeling

Verklaring van de titel
De titel ‘Bint’, is een synoniem voor balk. Bint, de directeur van de school, draagt zijn systeem. De ondertitel ‘Roman van een zender’, die er in latere versies is bij gekomen, slaat op Bint en De Bree. Bint is de zender met zijn systeem van tucht. De Bree is hier de ontvanger van. Hij neemt de ideeën van Bint over.

 

Verklaring van het motto
De schrijver wil met het motto duidelijk maken dat De Bree zijn verhaal aan de rector en de andere leraren wil vertellen.

 

Motieven
Tucht                    
Vervreemding        
Monsterlijke
Emotieloosheid
Opstand

Leidmotieven
(grauwe)kleuren

 

Thema
Tucht

Idee
Het chaotische in het leven en de poging om daar orde in te brengen

 

 

 

 

Schrijver

 

Borderwijk  studeerde rechten in Leiden. Na zijn studie ging hij in Rotterdam werken op een advocatenkantoor. In 1916 debuteerde hij zonder veel succes met de dichtbundel Paddestoelen onder het pseudoniem Ton Ven, dat hij ook later enige malen gebruikte.

Hij kreeg meer erkenning met drie korte romans Blokken (1931), Knorrende beesten (1933) en Bint (1934) en twee langere romans, Rood paleis (1936) en Karakter (1938). Blokken is een roman over een dystopie (anti-utopie) en verscheen één jaar eerder dan Brave New World van Aldous Huxley, dat hij "een enorme prul" noemde.

Als auteur wordt hij wel gerekend tot de stromingen van de nieuwe zakelijkheid en het magisch realisme. Bordewijks schrijfstijl weerspiegelt de thematiek van zijn romans. Een deel van zijn werk, bijvoorbeeld de veelgelezen roman Bint over een streng onderwijsregime, kenmerkt zich door een uiterst afgemeten taalgebruik: korte, kernachtige, soms elliptische zinnen, weinig bijvoeglijke naamwoorden, een bijna nors aandoende zakelijkheid. Het omgekeerde komt ook voor: in de psychologische roman Eiken van Dodona (1946) wordt uitvoerig bespiegeld over de worsteling van kunstenaars met het creatieve proces. Later, zoals in de roman Bloesemtak (1955), werd Bordewijks toon milder dan daarvoor.

Bordewijk huwde op 1 augustus 1914 met de Nederlandse componiste Johanna Roepman (1892-1971). Zij kregen een zoon Robert en een dochter Nina. Hij schreef het libretto voor haar opera Rotonde uit 1941.

Bordewijk was actief in het kunstenaarsverzet. Zijn huis werd aan het eind van de oorlog verwoest door het bombardement op het Bezuidenhout. Daarbij ging zijn omvangrijke bibliotheek verloren.

Bordewijks werk gaf in de jaren zestig vele nieuwe Haagse straten een naam waaronder de Dreven en de Steden.

Prijzen:

(bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Ferdinand_Bordewijk)

 

 

 

 

 

 

Beoordeling
ik vond het niet zo’n interessant onderwerp, het was dan ook helemaal niet herkenbaar in mij eigen wereld, omdat zo’n absurde school nu niet meer bestaat. Het ging eigenlijk vooral in op de “tucht” wat ik niet heel interessant vind. Maar vooral de gebeurtenissen in het boek vielen erg tegen, er gebeurde vrijwel niets. En toen er eens wat spannends gebeurde, de zelfmoord van de leerling, werd daar eigenlijk niet echt op ingegaan. Dus ik vind dat er veel te weinig gebeurde in het boek, en wat er gebeurde, was erg saai. De afloop van het boek was wel te doen, maar ik had het ook wel een beetje verwacht. De hoofdpersoon was niet heel levensecht, het is erg onwaarschijnlijk dat een persoon zo emotieloos is, en nooit vrede zal sluiten met zijn klas. Bint zelf was ook niet heel echt. Maar de andere personages konden zeker echt bestaan. De opbouw van het boek viel me een beetje tegen, door al die korte zinnen kan ik niet zo snel lezen, dus was het niet echt voor mijn plezier dat ik het heb uitgelezen. En soms was het zo saai dat er ook niet veel motivatie om het uit te lezen over was. Het taalgebruik was wel te doen, opzich best veel moeilijke woorden, maar daar heb ik niet echt moeite mee, behalve dat ik het niet zo lekker vind lezen. De gesprekken kwamen soms wat onecht over, maar vooral de manier van de gesprekken op het moment dat je iemand nog nooit hebt gezien, je kent iemand niet. En meestal zijn de gesprekken wat anders dan ze nu waren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Extra opdracht

Bint is duidelijk een boek dat thuis hoort in de stroming “de nieuwe zakelijkheid” ten eerste omdat het is opgebouwd in korte scenisch opgezette hoofdstukken. Dit kwam door de invloed van de film met de opkomende televisie. [Passage 2] Is een stukje dat zo uit een film op toneelstuk zou kunnen komen, het is ook zeer zorgvuldig beschreven. [Passage 10] is een vergelijkbare passage met [Passage 2], het is opgezet als een scene. Zo ook de korte hoofdstukjes die allen een scene beschrijven. De journalistieke weergave, wat ook een kenmerk is van de nieuwe zakelijkheid komt zeker terug in dit boek. Het is allemaal zeer precies beschreven. Bijvoorbeeld [Passage 1] hier wordt meteen het begin van het boek met zulke nauwkeurigheid beschreven. [Passage 5] Is daar een voorbeeld van. Hier is goed te zien dat het gesprek als het ware wordt weergeven alsof er een journalist naast staat, die het allemaal opneemt. Op dezelfde manier is [Passage 9] opgebouwd, het is allemaal weergeven alsof er een journalist naast staat. Die overal zo precies mogelijk een verslag van maakt. In de tijd van de nieuwe zakelijkheid kwam ook vooral de massa op, het individu verdween. In veel boeken die kenmerkend zijn voor de nieuwe zakelijkheid is dat ook een voorkomend onderwerp, zo ook in het boek bint.  In [Passage 3] wordt duidelijk gezegd dat een handdruk niets te maken heeft tussen de leraar en leerling, maar dat het is tussen leraar en klas, dus het individu is niet belangrijk. De klas wordt een soort “collectief”. In de tij dat dit boek werd geschreven was Hitler aan de macht in Duitsland met zijn socialistische systeem, en ook was er de totalitair geleide communistische Sovjet-Unie. In beiden van deze stond het collectief in hoog aanzien. In [Passage 3] verklaart de Bree ook de oorlog aan zijn klas. En niet aan het individu, dus hij verklaart de oorlog aan het collectief. Dit is een verwijzing naar Duitsland en de Sovjet-Unie. Bint is hier al mee begonnen, en de nieuwe leraar de Bree is een goede leerling van Bint. En neemt gulzig Bint’s systeem over, zie [Passage 4]. In [Passage 6] wordt de verdoezeling van het individu nog eens benadrukt. De Bree zegt precies op deze wijze dat hij een klas ziet als een wezen. Dus hij ziet een klas niet meer als een groep individuen. Nog passage die aantoont dat bint wil dat de Bree de strijd aangaat met het collectief is [Passage 7] waarin het letterlijk wordt gezegd. Dan zijn er in mijn ogen ook nog een paar aanwijzingen in het boek die meer naar het existentialisme wijken, en dan bedoel ik vooral de absurditeit. Het feit dat Bint de dood van een leerling ziet als iets moois om zijn systeem te testen is erg absurd, zie [Passage 8]. Ook [Passage 11] is hier een voorbeeld van. Maar ondanks deze invloeden overheerst de nieuwe zakelijkheid in dit boek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[Passage 1]

De Bree zijn denken was hoekig en nors. De lucht lag laag morsig roetig. Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken. De boerse reuzin viel over hem heen met de volle vracht van natte kleren. De Bree kampte even. Dit was een voorpostgevecht. Hij wist ongeveer waar hij heen ging. Hij had er van gehoord.

 

[Passage 2]

Op het podium was een stoel. De tafel was haarfijn geplaatst aan de rand. De Bree verzette haar tot veilige stand. Voelde tersluiks aan de stoel, ging zitten naast de tafel, greep daarvan achteloos de blad papier met namen.

 

[Passage 3]

deze handdruk, zei de Bree, is onze oorlogsverklaring, niet tussen hem en mij, maar tussen mij en de klas. Ik zit voortaan hier, àchter de tafel, mijn vesting. Storm nu maar aan, ik weet wie de sterkste is.

de klas zweeg.

 

[passage 4]

Van der Karbargenbok was voor één hele dag weggezonden. Bint had over deze inkorting van strak geen uitleg gegeven. Het stelde De Bree teleur. Hij was te trots om te vragen. Hij had toch altijd zeven blijvers.

 

[Passage 5]

Ik wou weten wie gister na mij les heeft gegeven in de hel

Hij zei het natuurlijk

De hel? De hel?... O ja, jij noemt dat zo. Jij bent sensitief…

Wel aardig, de hel… Het is geen naam voor Bint.

De Bree vroeg geen uitleg. Hji begreep het wel zo.

Hij vroeg:

Ga we straks zover samen?

Als je niet te lang blijft.

Tot zes

Dat kan… Zeg eens, wie kwam na jou in 4D?

Keska.

Je zet een gezicht van triomf.

De Bree lachte, leunde breed.

 

[Passage 6]

Hij gaf les in nog twee andere klassen, een bruine, een grauwe. Hij zag dat een klas een wezen was.

 

[Passage 7]

De jeugd is bezig zich te constitueren tot grote groepsverbanden die elke zondag langs de straten gaan. Zij hebben een gevaarlijke schijn van schoonheid. Het individu gaat in hen onder. Maar niet uit gehoorzaamheid. Het individu is mededrager van een collectief machtsvertoon.

 

 

[Passage 8]

De dood van Van Beek is hun vaandel. Ik maal niet om Van Beek. Toen hij levend was maalde ik niet om hem omdat een vroegtijdige dood op zichzelf mij niets zegt. Het bestaan van een mens brengt nu eenmaal risico’s mee, tot zover Van Beek.

 

[Passage 9]

De Bree trok hem aan zijn kopveren uit het nest.

Waar zijn die twee?

Weet niet.

Kerel, als je het me niet zegt, krijg je een trap onder je…

Hij hield op. De gier stond erbij, woedend en vernederd.

 

[Passage 10]

De deur ging voor het eerst op een kier, toen wijd open.

In meneer thuis?

Neen, vader is er niet.

Hier woont toch meneer Bint?

Ja, hier woonde meneer Bint.

 

[Passage 11]

Het is een meesterzet van Bint, dacht De Bree, die met de anderen nu alles zag, want zij waren vanzelf voor de ramen gaan staan. Het is meesterlijk. Mannen kunnen niet tegen jongens gaan vechten. Jongens moeten het doen.